In't
A B A.B.C. Alif ba ta. Abandonneren ofte verlatten / Tingal-acan. Abberdaen / Ican garam, bacassam. Abborderen / Langar. Abel/net/fraey / Premí, madjelis, askyt. Absent / Jang tiadda. Abstineren of onthouden van eenige spijse / Pantang. Abuseren / Hismou-acan, catta-bersalla. Abuys / mis-verstandt / Bersalla. A C Accijs / Oupali. Accjis-meester / Pang-tsjouckey, of orang pretanda, Accorderen / compactmaecken / Djanji, berdjandji. Accoord / Djandjihan. Accorderen / welt'samen boegen ofte over een komen / Patout. Ach my / Adoy. |
Acht in ghetal / Delapan. Siet boort / Dijf. Achtbaer man / Orang baic. Achtbaerheydt / Hormat. Achteloos / Alepá. Acht hebben / acht nemen / Inda, Berinda.
Achten / groot of kleyn achten / Kira-kira. Groot achten / Hormatti, terdjundjung. Kleyn achten / Kira ketsjil, courang kira, courang pandang. Hy en achtet niemandt van sijn felven / Dia tida berkita acan sjappa sjappa, hanja capada sendiri. Hy en acht haer niet / Dia tida menhormatti dianja, of dia tida meng-appa dianja.
Achten/ meynen / Sanca, berkira.
Door een eerlick man achten / Berkira ya sa orang bay.
Achten/ opmercken / in bedenrken hebben / Ingat, beringat. Hy heeft acht ip sijn werck / Dia ingat pada cardjahanja. Kleyn achten / Kira kitsjil.
Achter / Debelaccan, blackang. Een achteren blijven / te kort komen / Tingalken courang. Ach- |